Patella luxatie

Patiëntenhistorie
Patella subluxatie of dislocatie is een aandoening waarbij de knieschijf (patella) gedeeltelijk (subluxatie) of volledig (dislocatie) uit zijn normale positie in de trochlea (het gootvormige gedeelte van het dijbeen waarin de patella zich bevindt) glijdt. Dit gebeurt meestal naar de buitenkant van de knie. Het is een voorkomende blessure, vooral bij jonge, actieve mensen, en kan optreden als gevolg van een direct trauma of door een plotselinge draaibeweging van de knie.

Patiënten met patella subluxatie of dislocatie ervaren meestal:
– Acute pijn: Plotselinge en scherpe pijn aan de voorkant van de knie op het moment van de subluxatie of dislocatie.
– Zwelling: De knie kan snel opzwellen na de blessure, vaak binnen enkele uren.
– Gevoel van instabiliteit: Patiënten kunnen het gevoel hebben dat de knie “wegzakt” of onstabiel aanvoelt, vooral bij activiteiten zoals lopen, rennen of traplopen.
– Verandering in de positie van de knieschijf: Bij een dislocatie kan de knieschijf zichtbaar uit de positie zijn, meestal naar de buitenkant van de knie. Soms kan de knieschijf vanzelf terug in positie schieten.
– Beperkte bewegingsvrijheid: Patiënten kunnen moeite hebben met het volledig buigen of strekken van de knie na de blessure.

Risicoprofiel
Verschillende factoren kunnen het risico op patella subluxatie of dislocatie verhogen:

– Leeftijd: Jonge, actieve individuen, met name adolescenten en jongvolwassenen, hebben een hoger risico vanwege de verhoogde mate van fysieke activiteit.
– Geslacht: Vrouwen hebben een hoger risico dan mannen, deels vanwege anatomische verschillen zoals een bredere bekkenstructuur die de hoek van de knie beïnvloedt.
– Eerdere blessures: Een voorgeschiedenis van patella subluxatie of dislocatie verhoogt het risico op herhaalde episodes, vooral als de eerdere blessure niet goed is genezen.
– Anatomische afwijkingen:
– Hoge patella (patella alta): Een patella die hoger dan normaal in de trochlea zit, verhoogt het risico op subluxatie en dislocatie.
– Slechte uitlijning van de benen: Afwijkingen zoals X-benen (genu valgum) kunnen de laterale trekkrachten op de patella vergroten, wat het risico verhoogt.
– Trochleaire dysplasie: Een ondiepe of afwijkende vorm van de trochlea kan ervoor zorgen dat de patella gemakkelijker uit positie glijdt.
– Zwakke quadriceps: Zwakte in de quadricepsspieren, met name de vastus medialis obliquus (VMO), kan de stabiliteit van de patella verminderen.
-Sporten met snelle richtingsveranderingen: Sporten zoals voetbal, basketbal, en dans, waarbij snelle draaibewegingen en plotselinge richtingsveranderingen vereist zijn, verhogen het risico.

Diagnose
De diagnose van patella subluxatie of dislocatie wordt gesteld door middel van een combinatie van anamnese, lichamelijk onderzoek en beeldvormende technieken.

– Anamnese: De arts zal vragen naar het incident dat leidde tot de blessure, evenals eerdere episodes van knieschijf problemen. Belangrijke aspecten zijn de aard van de pijn, instabiliteit en eventuele zichtbare vervorming van de knie.

– Lichamelijk Onderzoek:
– Palpatie: De arts zal de patella en de omliggende structuren palperen om pijnpunten, zwelling, en tekenen van instabiliteit te identificeren.
-J sign: Een test waarbij de beweging van de patella tijdens het buigen en strekken van de knie wordt beoordeeld. Een abrupte zijwaartse beweging van de patella kan wijzen op instabiliteit.
– Apprehension test: De arts zal voorzichtig proberen de patella lateraal te verschuiven terwijl de knie in flexie wordt gebracht. Angst of weerstand van de patiënt kan wijzen op een eerdere dislocatie.

Beeldvorming:
-Röntgenfoto’s: Dit wordt gebruikt om de positie van de patella te beoordelen, eventuele botbreuken uit te sluiten en de anatomie van de trochlea te evalueren.
– MRI: MRI wordt vaak gebruikt om schade aan de zachte weefsels te beoordelen, zoals gescheurde ligamenten, kraakbeen beschadiging, of andere structurele afwijkingen die bijdragen aan de instabiliteit.
– CT-scan: In sommige gevallen kan een CT-scan nuttig zijn om de anatomische kenmerken van de trochlea en de patella te beoordelen.

Behandeling
De behandeling van patella subluxatie of dislocatie varieert afhankelijk van de ernst van de blessure, de aanwezigheid van eventuele bijkomende schade, en het risico op herhaling.

Conservatieve Behandeling (Niet-chirurgisch)
– RICE-principe: Rust, ijs, compressie, en elevatie worden aanbevolen in de acute fase om zwelling te verminderen en pijn te beheersen.
– Immobilisatie: Een brace of spalk kan worden gebruikt om de knie gedurende enkele weken te immobiliseren, vooral na een dislocatie, om de genezing te bevorderen.
– Fysiotherapie: Oefeningen om de quadriceps, met name de vastus medialis obliquus (VMO), te versterken en de algehele stabiliteit van de knie te verbeteren, zijn essentieel voor herstel en preventie van toekomstige episodes.
-Pijnbestrijding: NSAID’s (zoals ibuprofen) kunnen worden gebruikt om pijn en ontsteking te verminderen.

Chirurgische Behandeling
Als conservatieve behandeling niet effectief is, of als er sprake is van ernstige structurele afwijkingen of herhaalde dislocaties, kan een chirurgische ingreep noodzakelijk zijn.

-Lateral Release: Een procedure waarbij de laterale retinaculum (de weefselstructuur aan de buitenkant van de knie) wordt losgemaakt om de druk op de patella te verminderen en deze beter in de trochlea te laten sporen.
-Mediale Patellofemorale Ligament (MPFL) reconstructie: Hierbij wordt het mediale patellofemorale ligament, dat vaak beschadigd raakt bij dislocatie, chirurgisch hersteld of gereconstrueerd om de stabiliteit van de patella te verbeteren.
-Trochleaplastiek: In ernstige gevallen kan een chirurgische ingreep nodig zijn om de vorm van de trochlea aan te passen, zodat de patella beter op zijn plaats blijft.
-Osteotomie: Bij patiënten met structurele afwijkingen, zoals een verkeerde uitlijning van de benen, kan een osteotomie worden uitgevoerd om de mechanische as van het been te corrigeren en de druk op de patella te verminderen.

Preventie
Preventie van patella subluxatie of dislocatie richt zich op het versterken van de knie en het verbeteren van de algehele stabiliteit en uitlijning van de benen.

-Spierversterking: Regelmatige oefeningen gericht op het versterken van de quadriceps, hamstrings en de heupspieren kunnen de stabiliteit van de knie verbeteren en het risico op dislocatie verminderen.
– Correct schoeisel: Het dragen van goed passende schoenen met voldoende ondersteuning kan helpen om de uitlijning van de benen te verbeteren en onnodige stress op de knieën te verminderen.
-Ergonomische aanpassingen: Aanpassingen in sporttechnieken of het gebruik van braces tijdens activiteiten met een hoog risico kunnen helpen om de patella op zijn plaats te houden.
-Bewustwording en training: Voor mensen met een voorgeschiedenis van patella instabiliteit is het belangrijk om bewust te zijn van de risico’s en om preventieve maatregelen te integreren in dagelijkse activiteiten en sporttraining.

Conclusie
Patella subluxatie of dislocatie is een veelvoorkomende knieblessure, vooral bij jonge, actieve individuen. De diagnose wordt gesteld op basis van klinische symptomen, lichamelijk onderzoek en beeldvorming. Behandeling kan variëren van conservatieve maatregelen zoals rust, immobilisatie en fysiotherapie, tot chirurgische ingrepen bij ernstige of herhaalde gevallen. Preventieve maatregelen, waaronder spierversterking, kernstabiliteit en het dragen van correct schoeisel, kunnen helpen om het risico op toekomstige episodes te verminderen.

Bron: Knee Pain and Mobility Impairments: Meniscal and Articular Cartilage Lesions, JOSPT 2010